- het
- het1{{/term}}I 〈persoonlijk voornaamwoord〉1 [onzijdig naamwoord] 〈aanwijzend voornaamwoord〉 ce, c' 〈als onderwerp〉; ça, cela 〈als onderwerp, ter versterking〉; 〈persoonlijk voornaamwoord〉 le, la 〈als lijdend voorwerp〉; lui 〈als meewerkend voorwerp〉; en, y♦voorbeelden:1 wat is het toch, dat geluid? • mais qu'est-ce que c'est que ce bruit?de bakker nam deeg en kneedde het • le boulanger prit de la pâte et la malaxahet kind heeft honger, geef het een boterham • cet enfant a faim, donne-lui une tartinehet was een oude man • c'était un vieil hommehet waren moeilijke dagen • ce furent des journées pénibleshet scheelde weinig • il s'en est fallu de peuhet kan me niet schelen • je m'en ficheII 〈onbepaald voornaamwoord〉1 [loos onderwerp] 〈persoonlijk voornaamwoord〉 il 〈als onderwerp van een onpersoonlijk werkwoord〉 ⇒ 〈aanwijzend voornaamwoord〉ça2 [geslachtsgemeenschap] ça♦voorbeelden:1 hoe gaat het? • comment ça va?het regent • il pleuthet zij zo • soit!2 het doen • faire ça¶ hij zal het bezuren • il s'en repentira〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 hij denkt dat hij het is • il se croit sorti de la cuisse de Jupiter〈met nadruk〉 dat is je van het! • c'est le fin du fin!————————het2{{/term}}I 〈bepaald onzijdig lidwoord〉1 〈bepaald lidwoord〉 le 〈m.〉; l' 〈m.+ v.; vóór klinker of stomme h〉; la 〈v.〉; 〈voorafgegaan door een voorzetsel, dat in 't Frans met ‘à’ of ‘de’ moet worden vertaald〉 au 〈à + le〉; des 〈de + les〉♦voorbeelden:1 van het begin tot het eind • du commencement à la finhet huis, het brood, het uur • la maison, le pain, l'heureop het kasteel • au châteauzij was er het eerst • elle était la première arrivéewie van hen is het gelukkigst? • lequel d'entre eux est le plus heureux? laquelle d'entre elles est la plus heureuse?II 〈bepaald onzijdig lidwoord met klemtoon〉1 [het beste in zijn soort] le, la, l' … par excellence2 [het juiste]le, la, l' … qu'il me (te, lui etc.) faut3 [het belangrijkste]le, la, l' … majeur(e)♦voorbeelden:1 Nederland is hét land van de tulpen • la Hollande est le pays des tulipes par excellence2 dat is hét gereedschap voor wat ik wil maken • c'est l'outil qu'il me faut3 de werkloosheid is hét probleem van deze tijd • le chômage est le problème majeur de notre époquedat is hét succes van het jaar • c'est le (grand) succès de l'année¶ hét idee! • quelle idée!
Deens-Russisch woordenboek. 2015.